Oplossing of mengsel - Wat is het verschil ?
In de scheikunde heb je het vaak over oplossingen en mengsels, maar wat is nu eigenlijk het verschil?
Met een mengsel bedoelen we vaak datgene wat je krijgt als je twee (of meer) willekeurige stoffen bij elkaar brengt en goed roert.
Een oplossing is echter een speciaal soort mengsel.
Als een stof goed oplost, bijvoorbeeld in water, dan worden alle moleculen van de opgeloste stof door de watermoleculen uit elkaar gehaald, één voor één. Je krijgt dan losse moleculen van de opgeloste stof die zich overal gelijkmatig in het water verdelen.
Bijvoorbeeld suiker. Dat lost goed op in water en je krijgt dan suikerwater.
In suikerwater zijn de suikermoleculen helemaal los van elkaar en elk suikermolecuul zweeft 'in zijn eentje' tussen de watermoleculen. We zeggen dan dat de suikermoleculen in het water zijn opgelost.
Zuiver water is helder, dat wil zeggen dat je er doorheen kunt kijken. De opgeloste suikermoleculen zijn zo klein dat ze het licht niet tegenhouden. Daarom is ook een oplossing van suiker in water helder: je kunt er doorheen kijken.
Een oplossing is altijd helder! Met andere woorden: je kunt er doorheen kijken.
Een oplossing kan ook een kleur hebben, bijvoorbeeld blauw (oplossing van kopersulfaat in water) of paars (kaliumpermanganaat in water) of oranje (kaliumdichromaat in water) of geel (kaliumchromaat in water) of groen (nikkelchloride in water), maar steeds is de oplossing helder: je kunt er doorheen kijken.
Als je nu een mengsel maakt van water en gemalen schoolbordkrijt en je roert dit goed, dan krijg je een wit ondoorzichtig mengsel: je kunt er niet doorheen kijken.
Omdat schoolbordkrijt niet in water oplost, blijven de krijtkorreltjes als 'klontjes' bijeen; deze 'klontjes' zijn zo klein en licht dat ze in het water blijven zweven, maar het blijven klontjes van vele krijtmoleculen die bijeen blijven; zij verspreiden zich niet als losse moleculen, het zijn kleine stukjes vaste stof. De kleine krijtklontjes zijn veel groter dan 'losse' moleculen en zij houden het licht tegen (zij zitten als het ware in de weg). Daarom kun je niet door dit mengsel heen kijken en dat noemen wij troebel.
Een troebel mengsel kan dus nooit een oplossing zijn (zie ook onder 'weetjes').
Een troebel mengsel kan ook een kleur hebben. Als je water mengt mengt met een gele stof die niet oplost, dan krijg je een geel troebel mengsel. Als je dat doet met een groene stof die niet oplost, dan krijg je een groen troebel mengsel.
Het grappige is, dat als je water mengt (en goed schudt) met een kleurloze stof die niet oplost (bijvoorbeeld lampenolie of wasbenzine), dan krijg je een troebel wit mengsel. Melk is hier ook een voorbeeld van: kleine kleurloze vetbolletjes zweven in kleurloos water.
Een ander voorbeeld van een troebel mengsel is verf. Verf bestaat uit een vloeistof (water, olie) waarin de kleurstof (pigment) als kleine vaste deeltjes zweeft, dus niet oplost. Verf is daarom altijd troebel: je kunt er niet doorheen kijken. Een doorzichtige lak, bijts, of teak-olie is dus eigenlijk geen verf.
Weetjes
De kleur van water
Sommige mensen zeggen dat water wit is. Maar dat klopt niet. Water heeft geen kleur: het is helder en kleurloos. Als je een glas water voor een rode achtergrond houdt, dan lijkt het water rood. Als je een groene achtergrond gebruikt, dan lijkt het water groen. Dus het heeft geen kleur van zichzelf.
Melk is wel wit van kleur. ls je een glas melk voor een rode achtergrond houdt, dan blijft de melk wit. Als je een groene achtergrond gebruikt, dan blijft het wit. Dus melk heeft een kleur van zichzelf: wit.
Een witte stof is iets anders dan een kleurloze stof. Een kleurloze stof is altijd doorzichtig, het is OF een kleurloze zuivere stof OF een kleurloze oplossing, nooit een troebel mengsel.
Nogmaals een troebel mengsel
Als ik de drie stoffen water, suiker en krijtpoeder meng, dan zullen de suikermoleculen oplossen in het water en de krijtdeeltjes niet. Ik heb dus eigenlijk suikerwater gemengd met krijtpoeder. Suikerwater is helder (het is een echte oplossing), maar de krijtdeeltjes lossen niet op en zorgen er voor dat het mengsel troebel is.
Met andere woorden, als je een troebel mengsel ziet, kan daar best nog een oplossing in zitten, maar tenminste één stof is niet opgelost.
Opmerking
Bij het voorbeeld van suikerwater hebben we te maken met een stof die uit moleculen bestaat. Er bestaan ook stoffen die niet uit moleculen maar andere deeltjes (ionen) bestaan, deze stoffen noemt men zouten. Als een zout oplost, worden niet de moleculen (want die zijn er niet) maar de ionen één voor één uit elkaar gehaald en verdelen deze zich regelmatig in het water. Ook ionen zijn heel erg klein en daarom krijg je ook dan een helder mengsel.
Er bestaan ook zouten die niet oplossen (krijt is zo een zout). Als je dat fijn maalt en met water mengt, krijg je een troebel mengsel (zie boven).
Tenslotte: Oplossen en reageren
Het werkwoord "oplossen" wordt door niet-scheikundigen vaak verkeerd gebruikt. Als je een ijzeren spijker in zoutzuur brengt, dan zal de spijker langzaam verdwijnen, waarbij tevens gasbelletjes ontstaan. Als de spijker geheel is verdwenen, zegt men dan dat deze is opgelost. Dat is scheikundig niet juist, want er zijn namelijk geen losse ijzeratomen ontstaan. De ijzeratomen hebben eerst gereageerd met het zoutzuur en hebben daarbij ionen gevormd, die vervolgens zijn opgelost. Het ijzer is dus niet opgelost, maar de ijzer-ionen zijn opgelost. Het is maar dat je het weet...
Heb je een opmerking over dit artikel, of wil je reageren, ga dan naar het forum.